12.2. Objecten Afdrukken

Er zijn verschillende printerinstellingen bij het afdrukken van objecten, bijvoorbeeld papierformaat, randen of printerselectie. Het Afdrukken scherm toont de printerinstellingen aan de linkerkant, en een afdrukvoorbeeld aan de rechterkant.

De printerinstellingen gebruikt u als volgt:

Voorwaarde: Het Afdrukken scherm is geopend.

  1. Om een geïnstalleerde printer kiezen klikt u op de Wijzig knop in Doel.

  2. Om de pagina's te kiezen voor het afdrukken, past u de instellingen aan bij Pagina's.

  3. Bij Kopieën, geeft u het aantal afdrukken op. Bij Layout, geeft u de paginaoriëntatie op. Bij Kleur geeft u aan of het document in kleur of in grijswaarden moet worden afgedrukt.

  4. Bij Randen, geeft u aan hoe groot de rand moet zijn. Om deze waarden aan te passen gaat u als volgt te werk:

    1. Selecteer de Aangepast optie bij Randen.

    2. In het afdrukvoorbeeld sleept u de randen naar de gewenste positie. U kan ook op een waarde klikken en deze aanpassen.

  5. Bij Opties geeft u aan of kop- en voetteksten moeten worden afgedrukt.