Tekst

3.5. Tekstdocumenten Bewerken

U heeft de volgende mogelijkheden:

Opmerking: Om een document te bewerken, moet u bewerkrechten hebben voor de Bestanden map bevat het document.

Zo bewerkt u een tekstdocument:

  1. Maak een nieuw document of open een bestaand document.

  2. Om het tekstdocument te bewerken gebruikt u de normale technieken die u ook in andere Office-applicaties gebruikt:

    • Om tekens en alinea's op te maken of om cellen te bewerken gebruikt u de hulpmiddelen in de Formatteer werkbalk.

    • Om het klembord te gebruiken gebruikt u het contextmenu of de toetscombinaties voor uw systeem.

    • Om een nieuwe paragraafstijl te maken vanuit vanuit de paragraaf onder de cursor, selecteert u Nieuwe stijl aanmaken vanuit Paragraafstijl.

    • Voor een aantal elementen gebruikt u de Invoegen werkbalk. De volgende elementen kunnen worden ingevoegd:

      • tabel, afbeelding, tekstvak, commentaar, link

      • tabstop, regeleinde, paginaeinde

      • kop- en voettekst

      • velden met automatisch aangemaakte inhoud zoals auteur, bestandsnaam, datum, tijd, paginanummer of aantal pagina's

        Om de inhoud van een veld aan te passen klikt u in het veld. Afhankelijk van het veld zijn verschillende bewerkingsopties beschikbaar.

    • Om spelling te controleren, wijzigingen te volgen of commentaar te beheren, gebruikt u de Controle werkbalk functies.

    Tip: Veel functies kunnen ook direct worden geactiveerd vanuit het contextmenu.

    Opmerking: Alle wijzigingen worden direct opgeslagen.

  3. Voor het zoeken en vervangen van elementen, klikt u op het Zoeken pictogram aan de rechterzijde van de Office menubalk. Besturingselementen voor het zoeken en vervangen worden getoond.

  4. Om het geselecteerde tekstdocument te hernoemen, opslaan, downloaden, af te drukken of te e-mailen, gebruikt u de functies in de Bestand werkbalk.

  5. Als u klaar bent met bewerken klikt u op het Sluit document pictogram aan rechterkant van de Office menubalk.

Zie ook

Zie ook: Tekst